De draaideur boeddhist.
Ongeduldig rukt Lana haar oortjes uit. Ze blaast een losse pluk haar uit haar gezicht en schenkt een glas ijskoud muntwater in. IJsblokjes rinkelen zachtjes tegen de zijkant als ze een flinke slok neemt. Ze sluit haar ogen, maar niet voor lang.
‘Pfff wat is het heet,’ mompelt ze tegen niemand in het bijzonder.
Zweetdruppeltjes parelen op haar voorhoofd. De thermometer geeft drieëndertig graden aan. De knalgele parasol die haar moet beschermen tegen de felle zon biedt nauwelijks verkoeling.
Waarom heeft ze juist nu die achterlijke podcast opgezet? De zachte vriendelijke mannenstem irriteert haar mateloos. Het is de zoveelste keer dat ze weerstand voelt. Ze gooit haar benen over de rand van het ligbed, trekt haar slippers aan en sloft door het verschroeide gras naar de achterdeur. De hitte siddert meedogenloos achter haar aan. Nog voordat ze bij de deur is gaat haar telefoon. Aan het geluid van de ringtoon weet ze dat het Noor is, haar hartsvriendin. Ze sjokt terug en ploft op het ligbed.
‘Hoi Noor.’
‘Heb ik weer,’ steekt haar vriendin van wal. En dan volgt een eindeloze niet te stuiten woordenstroom.
Met een glimlach nestelt Lana zich tegen de rugleuning en neemt weer een slok muntwater. De ijsklontjes zijn inmiddels gesmolten.
‘Ben je er nog?’ vraagt Noor na een tijdje.
‘Jazeker, ik luister naar je.’
‘Ik word zo kalm als je naar me luistert.’
‘Hoezo?’
‘Sinds je die boeddhistische opleiding volgt ben je positief veranderd.’
‘Oh,’ zegt Lana verbluft. ‘Is dat echt zo?’
‘Zeker weten, je tettert niet meer door een gesprek heen, geeft geen goedbedoelde adviezen , je luistert met je hart en bent een stuk rustiger geworden.’
Lana laat de woorden van haar vriendin nog eens goed tot zich doordringen. Na ieder opleidingsjaar was ze vast besloten om te stoppen. Ze had er zo tabak van. Toch ging ze door. Inmiddels begint ze na de zomervakantie aan haar vierde en laatste jaar. Noor heeft gelijk, ze is verandert.
De hitte voelt opeens minder warm, minder verstikkend. Ze haalt diep adem en likt een zweet druppeltje van haar bovenlip. Het Boeddhabeeldje verderop in de tuin kijkt haar goedkeurend aan.
Opgewekt pakt ze haar oortjes en gaat verder met de podcast. De rustige stem van haar Dharmaleraar doet opeens wonderen. Ze is weer helemaal bij de les.
Een draaideur boeddhist zal ze waarschijnlijk blijven en daar heeft ze voor het eerst volledig vrede mee.
(26 juni 2025. Schrijfwedstrijd "Zomerse Omwentelingen" van Schrijven Online. Niets van deze tekst mag gekopieerd of zonder toestemming van de schrijven worden gepubliceerd.)
‘Oma, heb jij een …?’ 30 januari 2025
Hij was wat nerveus, lees druk, vandaag gingen we voor het eerst in zijn 3 jarig leventje naar de bioscoop. Ik was aan de vroege kant en besloot om iets te gaan drinken in het bioscooprestaurant. Dat leek hem een goed plan, hij wilde appelsap met een koekje. En ja hoor, voor ik er erg in had goot hij in zijn enthousiasme het halve flesje appelsap over zijn sweater. Kak, ik had aan alles gedacht, maar geen schone sweater. Druk in de weer met toetendoekjes probeerde ik de schade te beperken. Een vriendelijke ober kwam meteen aangesneld met een theedoek.
‘Gaan we nu naar de bioscoop?’ De natte sweater deerde hem totaal niet.
De zaal zat vol met kinderen, ouders en grootouders. Ik had hem goed voorbereid, het zou donker zijn met harde geluiden. Wist ik veel. Het licht bleef op schemerstand en van hard geluid was geen sprake. Ademloos keek hij naar Dikkie Dik, poes Muis en hond Blaf en ademloos keek ik naar het ventje naast me. Wat fantastisch om hem zo te zien genieten.
Na afloop moest er natuurlijk worden geplast. In een overvolle toiletruimte was het wachten op onze beurt. Toiletruimtes zijn altijd te krap, zeker met een levendige onderzoekende peuter.
‘Nee niet met je handen aan de bril!’ Onmiddellijk gooit hij zijn beide armen in de lucht. Ik kon hem nog net onder zijn oksels grijpen anders was hij verdwenen in de toch al niet te schone toiletpot.
‘Zo, nu moet oma ook plassen.’ Hij probeerde het slot al open te maken met zijn kleine garnaaltjes. En toen kwam het. Ik vermoedde het al bij het eerste woord. Het werd op een manier gezegd dat je weet dat er iets komt wat je totaal niet in de hand hebt.
‘Oma?’
‘Ja.’
‘Oma, heb jij een piemel?’ Zijn stemmetje schalde luid en duidelijk door de ruimte.
Omg, daar hing ik dan boven de pot, jas aan en mijn rugzak bungelde ergens halverwege mijn schouder. Het zweet brak me aan alle kanten uit.
‘Nee, dat heb ik niet.’
Het kon nog erger. Hij ging op zijn hurken zitten en vroeg: ‘Mag ik eens kijken.’
‘Nee.’ Wist ik er nog uit te persen.
Even later stapten we de toilet uit. Ik met een knalrood hoofd en hij onbevangen. Op naar de volgende activiteit, handen wassen. En ja … ik werd bevreemd aangekeken door een mevrouw die stond te wachten. Ik hoopte maar dat ze ook kleinkinderen heeft.