Illusie. 1 november 2025.

 

Paula tikt venijnig met haar wandelstok tegen de radiator van haar woonkamer. Haar lippen vormen een strakke streep in haar slordig opgemaakt gezicht. Driftig duwt ze een pluk grijs haar terug in haar warrige knot en kijkt zuchtend op haar horloge.

‘Wanneer komt die lul eindelijk,’ mompelt ze. ‘Tijd is tijd, hij zal het wel weer druk hebben.’

Ze heeft het nog niet gezegd of er wordt zachtjes op de deur geklopt. Met een verbazingwekkende veerkracht voor een negentigjarige staat ze op en loopt gesteund door haar trouwe metgezel, de kanariegele wandelstok, naar de deur.

‘Kom binnen, biertje?, begroet ze directeur Evert van der Helm, van zorgvilla Aurora. Met haar stok wijst ze richting de bank die bedekt is onder een lawine van gekleurde kussentjes.

‘Wat kan ik voor je betekenen Paula?’ Hij schuift wat kussentjes opzij en gaat zitten.

‘Dat je nu eindelijk eens naar me luistert,’ snauwt ze terwijl ze een leeg glas naar hem toe schuift.

‘Je bent boos zie ik.’

‘Dat ben ik al weken, je luistert niet en ontwijkt mijn vragen.’

Vriendelijk kijkt hij haar aan. ‘Gaat het nog steeds over het ontslag van Stephanie?’

‘Inderdaad jongeman, ik als voorzitter van de bewonerscommissie heb recht op een antwoord.’ Ze slaat haar armen stijf over elkaar en kijkt hem uitdagend aan.

‘Wij als bewoners, hebben nooit op een fatsoenlijke manier afscheid van haar kunnen nemen. Ze was er van de een op de andere dag niet meer. We hebben recht op een verklaring.’

Hij schrapt zijn keel, ‘daar hebben we het al over gehad weet je nog?’

Ze beweegt aarzelend haar hoofd. ‘Wij zijn kritisch op jouw beleid,’ snuift ze uiteindelijk. ‘Je ontslaat niet zomaar iemand op staande voet.’

Hij ontwijkt haar priemende blik, haalt zijn schouders op en loopt naar de deur. ‘Nog een fijne dag Paula.’

Met een enorme knal gooit ze de deur achter hem dicht waarbij het tegeltje met de tekst; “Voor eens en altijd een moordwijf” wiebelt aan de muur. Woedend is ze. Wat een lapzwans om haar steeds met een kluitje het riet in te sturen. De onderste steen zal boven komen of hij dat nu wil of niet.

 

‘Ga je niet iets te ver?’ De bijna honderd jarige Daantje Simons kijkt haar met een fletse blik aan.

Paula haalt haar schouders op. ‘Dat denk ik niet, Evert heeft iets te verbergen, dat weet je net zo goed als ik.’

Ze duwt een verkreukelde krant onder Daantjes neus. ‘Kijk, hier staat duidelijk dat zelfs de politie niet weet waar Stephanie gebleven is na haar ontslag bij Aurora.’

‘Mijn ogen zijn slecht meisje, ik kan het artikel helaas niet lezen.’ Haar stem hapert, alsof ze naar de juiste woorden zoekt en die niet vinden kan.

‘Ik ga weer, aan jou heb ik ook niks.’
Daantje krimpt ineen, fragieler dan ooit. Vermoeid zakt ze tegen de rugleuning van haar rolstoel en sluit haar ogen nadat ze op de bel gedrukt heeft. ‘Laat het los Paula, laat het los, je bereikt hier niets mee, behalve onrust in de villa.’

Met driftige passen loopt Paula de kamer uit. Als een tikkende tijdbom slaat haar wandelstok bij iedere pas die ze doet op het vergeelde parket.

Op de gang wordt ze aangesproken door Christel een verzorgende, die vraagt of ze mee gaat naar het restaurant voor de lunch.

Als een opgejaagd dier briest Paula verontwaardigd dat ze andere dingen moet doen. Speekselbelletjes spatten als vonken in de lucht uiteen.

Christel doet verschrikt een stap achteruit en wrijft met de palm van haar hand wat vocht van haar wang.

‘Dom wicht,’ zegt Paula net hard genoeg dat ze het nog horen kan.

Met haar stok drukt ze ongeduldig op het knopje van de lift. Het duurt haar veel te lang. Ze zucht luidruchtig en kijkt om zich heen of ze iemand de schuld kan geven voor de traagheid van de techniek. Vanuit haar ooghoek ziet ze Evert achter zijn bureau zitten. Hij wrijft in zijn ogen, gaapt en knikkebollend zakt zijn hoofd steeds dieper op zijn borst. Mooi zo, denkt ze grimmig.

De deuren van de lift zoeven geruisloos open en een stuk opgewekter dan daarnet stapt ze naar binnen. Als een ondeugend kind drukt ze neuriënd op alle knoppen. Verschrikt kijkt ze op als Christel op het laatste moment naar binnen springt.
Op de tweede verdieping stapt Paula uit, kijkt schichtig om zich heen en beent aarzelend naar haar appartement.

 

‘Het zal Evert bezuren als ik achter de waarheid kom. Ik heb hem door,’ mompelt ze.

Haar blik dwaalt naar het tegeltje aan de muur. Met een vastberaden trek om haar mond kijkt ze op haar horloge. Bijna tijd, nu moet het gebeuren.

Ze controleert haar wandelstok. Evert moet uit de weg worden geruimd. De pil begint zijn werk te doen, hij sliep al bijna toen ze net langsliep. De genade klap zit in het handvat verborgen. Het is een vlijmscherpe stiletto, die ze jaren geleden van een oud collega gekregen heeft.

 

‘Huh, waar ben ik?’ Verward kijkt Paula om zich heen. ‘Ik moet als “moordwijf” nog een missie afhandelen.’

Ze komt moeizaam overeind, maar wordt zachtjes teruggeduwd in het zachte kussen.’
‘Stephanie, wat doe jij hier?’ Vol ongeloof schieten haar ogen alle kanten op.

‘Ik kom je medicijnen geven.’ Ze reikt Paula een glas water aan. ‘Doe je mond maar open.’

‘Maar Evert dan?’ De hulpeloosheid is in haar stem te horen.

‘Wie is Evert?’

Wanhopig haalt Paula haar schouders op. ‘Geen idee.’ Als een klein kind stopt ze haar duim in haar mond.

Ze hoort Stephanie tegen iemand zeggen dat het goed was dat Daantje het alarm indrukte. ‘Alzheimer is een rotziekte, zelfs voor een oud hoofdcommissaris van Politie.’

De woorden dringen niet tot haar door. Liefdevol drukt Stephanie een kus op Paula’s voorhoofd.

De draaideur boeddhist. 

Ongeduldig rukt Lana haar oortjes uit. Ze blaast een losse pluk haar uit haar gezicht en schenkt een glas ijskoud muntwater in. IJsblokjes rinkelen zachtjes tegen de zijkant als ze een flinke slok neemt. Ze sluit haar ogen, maar niet voor lang.

‘Pfff wat is het heet,’ mompelt ze tegen niemand in het bijzonder.

Zweetdruppeltjes parelen op haar voorhoofd. De thermometer geeft drieëndertig graden aan. De knalgele parasol die haar moet beschermen tegen de felle zon biedt nauwelijks verkoeling.

Waarom heeft ze juist nu die achterlijke podcast opgezet? De zachte vriendelijke mannenstem irriteert haar mateloos. Het is de zoveelste keer dat ze weerstand voelt. Ze gooit haar benen over de rand van het ligbed, trekt haar slippers aan en sloft door het verschroeide gras naar de achterdeur. De hitte siddert meedogenloos achter haar aan. Nog voordat ze bij de deur is gaat haar telefoon. Aan het geluid van de ringtoon weet ze dat het Noor is, haar hartsvriendin. Ze sjokt terug en ploft op het ligbed.

‘Hoi Noor.’

‘Heb ik weer,’ steekt haar vriendin van wal. En dan volgt een eindeloze niet te stuiten woordenstroom.

Met een glimlach nestelt Lana zich tegen de rugleuning en neemt weer een slok muntwater. De ijsklontjes zijn inmiddels gesmolten.

‘Ben je er nog?’ vraagt Noor na een tijdje.

‘Jazeker, ik luister naar je.’

‘Ik word zo kalm als je naar me luistert.’

‘Hoezo?’

 ‘Sinds je die boeddhistische opleiding volgt ben je positief veranderd.’

‘Oh,’ zegt Lana verbluft. ‘Is dat echt zo?’

‘Zeker weten, je tettert niet meer door een gesprek heen, geeft geen goedbedoelde adviezen , je luistert met je hart en bent een stuk rustiger geworden.’

Lana laat de woorden van haar vriendin nog eens goed tot zich doordringen. Na ieder opleidingsjaar was ze vast besloten om te stoppen. Ze had er zo tabak van. Toch ging ze door. Inmiddels begint ze na de zomervakantie aan haar vierde en laatste jaar. Noor heeft gelijk, ze is verandert.

De hitte voelt opeens minder warm, minder verstikkend. Ze haalt diep adem en likt een zweet druppeltje van haar bovenlip. Het Boeddhabeeldje verderop in de tuin kijkt haar goedkeurend aan.

Opgewekt pakt ze haar oortjes en gaat verder met de podcast. De rustige stem van haar Dharmaleraar doet opeens wonderen. Ze is weer helemaal bij de les.

Een draaideur boeddhist zal ze waarschijnlijk blijven en daar heeft ze voor het eerst volledig vrede mee.

(26 juni 2025. Schrijfwedstrijd "Zomerse Omwentelingen" van Schrijven Online. Niets van deze tekst mag gekopieerd of zonder toestemming van de schrijven worden gepubliceerd.)  

 

‘Oma, heb jij een …?’ 30 januari 2025

Hij was wat nerveus, lees druk, vandaag gingen we voor het eerst in zijn 3 jarig leventje naar de bioscoop. Ik was aan de vroege kant en besloot om iets te gaan drinken in het bioscooprestaurant. Dat leek hem een goed plan, hij wilde appelsap met een koekje. En ja hoor,  voor ik er erg in had goot hij in zijn enthousiasme het halve flesje appelsap over zijn sweater. Kak, ik had aan alles gedacht, maar geen schone sweater. Druk in de weer met toetendoekjes probeerde ik de schade te beperken. Een vriendelijke ober kwam meteen aangesneld met een theedoek.
‘Gaan we nu naar de bioscoop?’ De natte sweater deerde hem totaal niet.

De zaal zat vol met kinderen, ouders en grootouders. Ik had hem goed voorbereid, het zou donker zijn met harde geluiden. Wist ik veel. Het licht bleef op schemerstand en van hard geluid was geen sprake. Ademloos keek hij naar Dikkie Dik, poes Muis en hond Blaf en ademloos keek ik naar het ventje naast me. Wat fantastisch om hem zo te zien genieten.

Na afloop moest er natuurlijk worden geplast. In een overvolle toiletruimte was het wachten op onze beurt. Toiletruimtes zijn altijd te krap, zeker met een levendige onderzoekende peuter.

‘Nee niet met je handen aan de bril!’ Onmiddellijk gooit hij zijn beide armen in de lucht. Ik kon hem nog net onder zijn oksels grijpen anders was hij verdwenen in de toch al niet te schone toiletpot.
‘Zo, nu moet oma ook plassen.’ Hij probeerde het slot al open te maken met zijn kleine garnaaltjes. En toen kwam het. Ik vermoedde het al bij het eerste woord. Het werd op een manier gezegd dat je weet dat er iets komt wat je totaal niet in de hand hebt.
‘Oma?’
‘Ja.’
‘Oma, heb jij een piemel?’ Zijn stemmetje schalde luid en duidelijk door de ruimte.
Omg, daar hing ik dan boven de pot, jas aan en mijn rugzak bungelde ergens halverwege mijn schouder. Het zweet brak me aan alle kanten uit.
‘Nee, dat heb ik niet.’
Het kon nog erger. Hij ging op zijn hurken zitten en vroeg: ‘Mag ik eens kijken.’
‘Nee.’ Wist ik er nog uit te persen.
Even later stapten we de toilet uit. Ik met een knalrood hoofd en hij onbevangen. Op naar de volgende activiteit, handen wassen. En ja … ik werd bevreemd aangekeken door een mevrouw die stond te wachten. Ik hoopte maar dat ze ook kleinkinderen heeft.